Racefiets informatie

Het allerbelangrijkste: een goede racefiets

Het belangrijkste voor ongekend fietsplezier is natuurlijk een goedwerkende racefiets. Voor een beginner is het niet heel belangrijk of deze van aluminium, titanium, carbon of staal is. De fiets moet gewoon goed werken. Mocht je bevangen worden door het fietsvirus, wat niet ondenkbeeldig is, dan kun je de fiets natuurlijk snel upgraden naar een duurder model.

Ontwikkelingen rondom de racefiets

De Griekse wielrenner Aristidis Konstantinidis in 1896. Op de Olympische Zomerspelen in Athene won hij dat jaar het goud in de individuele wegwedstrijd Aan de vorm van de fiets is sinds 1880 weinig veranderd. Aan de onderdelen en materialen des te meer.

Op het gebied van versnellingen is ook het nodige veranderd. Ouderwetse systemen waarbij de schakelaars op het frame zaten (z.g. buiscommandeurs) behoren sinds het midden van de jaren 90 definitief tot het verleden. De schakelaars zitten tegenwoordig verwerkt in de remgrepen.

Al sinds 1890 duiken met enige regelmaat ovale kettingwielen op in het wielrennen. Hoewel deze (berekend) biomechanisch voordeel leveren zijn ze nooit op grote schaal toegepast. Een poging de markt in handen te krijgen deed Shimano in de jaren tachtig met de Biopace kettingwielen. Deze boden echter weinig tot geen voordelen en verdwenen weer snel. In het begin van de 21e eeuw brengen Rotor (Spaans) en O.symetric (Frans) ze echter weer op de markt. Ook ovaal, maar anders van vorm dan Biopace zijn de ovale kettingwielen van de Franse ontwerper Edmond Polchlopek, die al 10 jaar eerder beschikbaar waren. Binnen kleine kring vinden deze nog steeds toepassing. Eén van de belangrijkste trends: pedalen en schoentjes met kliksysteem Enkele belangrijke ontwikkelingen van de laatste decennia zijn de introductie van klikpedalen in het midden van de jaren tachtig (eerdere pogingen, begin jaren zeventig waren mislukt), de introductie van het geïndexeerd schakelen, eveneens midden jaren tachtig en het gebruik van speciale sturen voor tijdritten. Het geïndexeerd schakelen werd eerst toegepast in de (traditionele) buiscommandeurs, rond 1990 volgde een nieuwe belangrijke stap met de verplaatsing van de schakelaars naar de remgrepen.

In 1984 maakte Francesco Moser het ossenkopstuur populair door zijn geslaagde poging het werelduurrecord te verbeteren. In 1989 volgde het “spaghettistuur”, afkomstig uit de triatlon, waarmee Greg LeMond tijdritten won in de Ronde van Frankrijk. De vorm van het frame lag met de komst van het “ruitframe” (een stelsel driehoeken) rond 1880 min of meer vast. Afwijkende vormen, zoals het Deense Pedersen-frame en, meer recent, de frames van de Engelsman Alex Moulton, zijn wel blijven bestaan, maar hebben binnen het wielrennen nooit ingang gevonden. Na decennia van stilstand zijn de laatste vijftien jaar weer discussies ontstaan. In de triatlon werd het in het midden van de jaren tachtig gewoon om extreem steile frames (tot wel 90 graden, waar 72-73 gangbaar was) te gebruiken. Gecombineerd met het spaghettistuur maakte dat een zit mogelijk vóór de bracket waardoor meer kracht op pedalen gezet zou kunnen worden. In diezelfde tijd experimenteerde Francesco Moser juist met een zit vér achter de bracket. In tegenstelling tot de triatlon vond de steile zitpositie in het wielrennen nooit toepassing en ook onder triatleten is die zitpositie op zijn retour.

Een andere, recente, ontwikkeling is die van de sloping frames, afkomstig uit het mountainbiken (zie onderstaand plaatje). Hierbij loopt de bovenste buis (bovenbuis) richting het zadel af. Ook dit verschijnsel kent voor- en tegenstanders. Voorstanders claimen dat op een sloping frame een betere afdalingspositie mogelijk is en dat de frameconstructie sterker is dan een traditioneel frame, omdat de driehoek van het frame kleiner is. Dit laatste argument is overigens (nog) niet bewezen. Critici vinden dat een sloping frame geen aanwijsbare voordelen heeft en typeren het als een modeverschijnsel. Voor de fabrikant echter is het grote voordeel dat slechts enkele maten (bijvoorbeeld S, M, L, XL) geproduceerd hoeven te worden en dit zodoende scheelt in de fabricagekosten. De fijnafstelling van de zitpositie gebeurt dan met extra lange zadelpennen en normale stuurpennen.

de Racefiets

Een racefiets (ook vaak koersfiets in het Zuid-Nederlands) is een fiets die is geoptimaliseerd voor gebruik in wielerwedstrijden of voor recreatief gebruik. Voor een goede fiets zijn een aantal zaken van belang: de luchtweerstand het gewicht, de kwaliteit, het comfort, de meetwaarden en natuurlijk het imago. Voor de hoogste snelheid worden luchtweerstand en gewicht zo laag mogelijk gemaakt, voor zover dat binnen de reglementen mogelijk is.

Soorten

Baanfietsen hebben geen remmen en versnellingsapparaten en zijn voorzien van een vast tandwiel op de achternaaf. Racefietsen voor de weg kunnen daarnaast geoptimaliseerd worden voor criteriums, klassiekers, bergritten en tijdritten. Cyclocrossfietsen hebben andere remmen (cantilevers of schijfremmen), iets bredere banden met noppenprofiel en een wat langere achtervork (om de plaatsing van wielen met de iets bredere band mogelijk te maken). Mountainbikes of ATB’s wijken in bouw en uiterlijk sterk af van de overige modellen en hebben doorgaans vering, zeer brede noppenbanden en een recht stuur.

Regelementen UCI

De UCI, de internationale wielerfederatie, heeft vastgelegd hoe een racefiets eruit moet zien. Dat werd noodzakelijk nadat de eerste gestroomlijnde fietsen in de jaren dertig van de 20e eeuw gebruikt werden. Zo werden toevoegingen aan de fiets om de stroomlijn te verbeteren verboden. Het gewicht van een racefiets moet volgens de reglementen minimaal 6,8 kg bedragen.

De zit

Een renner dient optimaal op de fiets te zitten. De fiets wordt zo goed mogelijk gekozen, passend bij de lichaamsmaten van de renner. Fijnafstelling vindt plaats met stuur- en zadelpen. In feite zijn alle lichaamsmaten belangrijk: lengte, binnenbeenlengte, romplengte, schouderbreedte, schoenmaat, enz., Hiervoor zijn een aantal vuistregels opgesteld maar geen lichaam is het zelfde dus is een bikefitting sessie bij de wielerspecialist aan te raden.

Vuistregels afmetingen racefiets

  • Framehoogte bedraagt 68% van de binnenbeenlengte (dat is bij een klassiek frame, dat wil zeggen één met horizontale bovenbuis). Bij een sloping frame wordt meestal uitgegaan van 66% van de binnenbeenlengte
  • Zithoogte, gemeten vanaf het pedaal in laagste positie tot aan de bovenkant van het zadel bedraagt 108% van de binnenbeenlengte
  • Stuur is even breed als de schouders
  • Cranklengte hoort in verhouding te zijn tot de lengte van het (boven-) been. Over de precieze formule bestaat echter discussie. Lange tijd was 170 mm cranklengte min of meer standaard. Deze maat was proefondervindelijk ontstaan en passend bij de gemiddelde lengte van wielrenners in de jaren vijftig en zestig in de 20e eeuw. Het gebruik van langere cranks wordt al langer toegepast in tijdritten en wedstrijden bergop. Zo gebruikte de Fransman Jacques Anquetil al in de jaren zestig 180 mm cranks in tijdritten. Langere cranks geven in elk geval meer hefboom, waardoor met een zwaarder verzet gereden kan worden. Men verliest echter wel aan souplesse. Onderzoek lijkt er echter op te wijzen dat de winst aan hefboom groter is dan het verlies aan souplesse. In de praktijk hangt de juiste keuze niet alleen af van de beenlengte, maar ook van persoonlijk voorkeur van de renner. De tendens is echter dat cranks langer worden.

Frame

Frames worden tegenwoordig vooral gemaakt van staal, aluminium, titanium of carbon. Titanium, Combinaties van aluminium met carbon of titanium met carbon komen ook voor. Vaak wordt een stalen of aluminium fiets voorzien van een carbon voorvoork.

Tot eind jaren 1980 werd het overgrote deel van de racefietsen gemaakt van staal. Er waren ook in Nederland veel grote en kleine framebouwers.[1] Een groot deel hiervan is gestopt vanwege de opkomst van andere materialen en de concurrentie met goedkope productie in Taiwan en China. Staal heeft het voordeel van bewerkbaarheid, mede waardoor er nog diverse framebouwers te vinden zijn die graag van dit materiaal gebruikmaken. De laatste jaren is staal opnieuw in opkomst, mede door de nog steeds doorgaande technische ontwikkeling van het materiaal en de mogelijkheid op maat te bouwen. Verder spelen stevigheid, duurzaamheid en de relatieve onkwetsbaarheid een rol en in veel gevallen ook beleving, kwaliteit, handwerk en vooral uniciteit.[2] Veel gebruikers roemen daarnaast het comfort, maar dat hangt meer af van de wijze waarop het materiaal tot een frame is verwerkt. Het relatief hoge gewicht kan een nadeel zijn in wedstrijden waarin veel bergop gereden wordt, alhoewel toepassing van TIG lassen geleid heeft tot stalen frames die aanmerkelijk lichter zijn dan exemplaren die nog met lugs werden gesoldeerd.

Aluminium frames komen in een verscheidenheid in prijs- (en gewichts-) klassen. Goedkope frames zijn zelfs zwaarder dan stalen exemplaren. Toch heeft aluminium zijn opmars juist te danken aan het lage soortelijke gewicht. Een nadeel van de eerste generaties aluminium frames was de geringe zijdelingse stijfheid: aluminium frames “zwiepten”, vooral een bezwaar voor stevig gebouwde sprinters. Men probeerde dit op te lossen door veel materiaal in de buizen te verwerken. De wanddikte van een aluminium framebuis is dan ook aanzienlijk groter dan van een stalen exemplaar. Een groot deel van het gewichtsvoordeel van aluminium ten opzichte van staal ging hiermee echter verloren. Dit probleem is opgelost door het toepassen van zogenaamde “oversized” framebuizen, voor het eerst in de jaren tachtig door framebouwers in de Verenigde Staten. De stijfheid van een buis neemt toe met ongeveer de derde macht van de buisdiameter en door oversized buizen met een geringe wanddikte te gebruiken is het mogelijk zeer stijve en toch erg lichte framebuizen te maken. Het toepassen van oversized buizen heeft daarna ook zijn weg gevonden bij stalen frames, zij het veel minder extreem.

De zogeheten carbonframes, gemaakt van composietmateriaal op basis van koolstofvezel, winnen de laatste jaren snel aan populariteit, omdat met dit materiaal een frame gebouwd kan worden dat zowel stijf, licht als comfortabel is. De laatste jaren komen er dan ook steeds meer hoogwaardige carbonframes op de markt. Carbonframes zijn vooralsnog beduidend duurder dan frames van staal of aluminium. Daarnaast past men vaak een carbon voorvork (en soms ook de achtervork) toe in een aluminium frame, als compromis tussen comfort en prijs. Een groot nadeel van carbon is dat het niet te recycleren is in tegenstelling tot aluminium en magnesium.

Titanium maakt het mogelijk lichte en stijve frames te bouwen die daarnaast zeer comfortabel zijn door hun vermogen om trillingen te dempen. Titanium kan niet roesten dus de frames zullen zeer lang mooi blijven. Nadelen zijn de bewerkelijkheid en de hoge prijs van het materiaal.