Wie kent niet die iconische millimetersprint van Kneteman tegen Moser in het WK van 1978 op de West-Duitse Nürburgring. ‘De Kneet’ won met een banddikte en huilde van geluk.  Afgelopen maanden waren er ook een aantal prachtige en opmerkelijke sprints tijdens de voorjaarsklassiekers. 

Mathieu van der Poel won op slimme en magistrale wijze Milaan-Sanremo in 2025. Van Aert en Visma verloren van Powless in Dwars door Vlaanderen. Van Aert werd door Evenepoel verrassend verslagen in een sprint à deux tijdens de Brabantse Pijl. Skjelmose won verrassend de sprint in de Amstel Gold Race van Evenepoel en Pogacar. Hoe is het mogelijk? Sprinter Tim Merlier – intrinsiek de beste sprinter van de wereld – vindt vaak zijn eigen weg in de hectische laatste kilometers. Jonathan Milan is sterk maar heeft vaak een sprinttreintje nodig om te winnen. Net als Jasper Philipsen.

Hoog tijd om de Sprint eens nader te bespreken. In de laatste kilometers spelen tactiek, positionering, weer condities en timing een grote rol. Hieronder zijn de belangrijkste sprinttactieken uitgelegd. 

Juiste tactiek of niet..goede benen blijft het allerbelangrijkste in een sprint. Net als in de koers.


De Trein (Lead-out train)

Gebruikt door: Sprinters met een sterk team en een goede lead-out (leider sprinttreintje). Mark Cavendish of tegenwoordig Jasper Philipsen hebben een spinttrein vaak nodig. Werking:

  • De ploeg vormt een “trein” waarbij elke renner zijn kopman naar voren brengt. 
  • Elke renner rijdt een korte, krachtige beurt en trekt daarna opzij.
  • De sprinter zit helemaal achteraan en wordt zo op hoge snelheid naar de laatste 200-300 meter gebracht.
  • De laatste 100/50 meter komt de sprinter op kop – laatste knecht opgebruikt – en hoopt als eerste de finishlijn te passeren.

Voordeel: Bescherming tegen wind, minder energieverlies, goede positionering.
Nadeel: Vereist perfecte timing en sterke ploeggenoten.


In het wiel kruipen (wieltjeszuiger of ‘drafting’)

Gebruikt door: Slimme of solistische sprinters (denk aan Caleb Ewan en Tim Merlier). Werking:

  • De sprinter zoekt een wiel van een sterke tegenstander (vaak van een sprinter met trein). 
  • Blijft zo lang mogelijk in de slipstream en komt er pas op het allerlaatste moment overheen. Timing en positionering zijn key!

Voordeel: Minder energieverbruik, minder windweerstand.
Nadeel: Risico op ingesloten raken of geen goede lead-out kunnen vinden.


Vroege sprint (lange sprint aangaan)

Gebruikt door: Sprinters met een lange sprintkracht (zoals Wout van Aert of Peter Sagan). Werking:

  • De sprinter wacht niet tot de laatste 150m, maar vertrekt vanaf 300-400m. Mathieu van der Poel deed dit tijdens Milaan-Sanremo 2025. Hij maakte er verrassend een lange sprint van. Normaal is hij beter in de korte explosieve sprint.
  • Gebruikt zijn uithouding om de anderen te verrassen en af te matten. Evenepoel ging in de Amstel Gold Race te vroeg aan…

Voordeel: Kan verrassingseffect geven, voorkomt ingesloten raken.
Nadeel: Groot risico op “doodgaan” voor de finish als het te vroeg is.


Chaotische sprint / opportunistische sprint

Gebruikt door: Renners zonder vaste lead-out, of bij lastige aankomsten. Tim Merlier is bij uitstek zo’n sprinter. Werking:

  • In plaats van wachten op een trein, volgt de sprinter instinctief bewegingen.
  • Gebruikt positie, inzicht en lef om door kleine gaatjes te gaan.

Voordeel: Flexibel, goed bij technische of hellende aankomsten.
Nadeel: Grote kans op opgesloten raken of botsingen.


Sprint op hellende aankomst

Gebruikt door: Klassieke renners met punch (zoals Mathieu van der Poel of Thibau Nys)

Werking:

  • Sprinten op een – niet lang – hellend stuk vereist meer vermogen en explosiviteit. 
  • Timing is hier nóg belangrijker dan op vlakke sprints.

Voordeel: Grote voorsprong voor krachtige types, minder afhankelijk van team. Nadeel: Zware inspanning, lastiger te timen.

Sprint van (kleine) kopgroep

Wanneer een (kleine) kopgroep de finish ruikt spelen ook andere elementen een rol. Bijvoorbeeld Mathieu van der Poel zijn sprint taktiek in Milaan-Sanremo 2025.

Waar komt de wind vandaan? Vertrouw ik op mijn sprint? Ga ik de sprint aan op kop – sprint timing zelf bepalen – of toch liever uit het wiel? Laat ik iemand op kop komen door tempo te laten zakken – linkeballen, Sprint ik toch liever vanuit tweede, derde etc. positie want dan zit ik niet met mijn kop in de wind? Hoe cool ben je in de sprint? Heb je je zenuwen in bedwang?

Sprint jij ook wel eens met je maten tot een afgesproken denkbeeldige finish?